De handleiding alert geeft u informatie over alert zijn bij mentale problematiek
De handleiding alert geeft u informatie over alert zijn bij mentale problematiek, hoe alertheid tot stand komt en wat de gevolgen en soorten alertheid er zijn. De handleiding geeft een duidelijk beeld over wat alert kan doen bij een diagnose of met een persoon, wat het kan beteken voor de omgeving en hoe u het kunt verminderen.
A
- Aandacht op richten = door alert te zijn op het werk of op een agenda kan een persoon veel doelen behalen en is alles op tijd klaar. Een persoon heeft meer rust op een dag en kan meer relaxt door het leven.
- Afleiden = het gehoor is alert op de omgeving hierdoor is het nodig het gehoor af te schermen om minder alert te zijn. Het moet veilig voelen om in de ruimte te zijn.
- Afschermen = door het gehoor af te schermen kan een persoon de alertheid minder ervaren. Door het opzetten van muziek met een koptelefoon en actief te luisteren bent u minder alert op de omgeving.
- Alertheid = wordt bepaald door: leeftijd, karakter, lichamelijke gesteldheid, omgeving, epilepsie, medicatie, (on)voldoende nachtrust, wisselingen in personeel enzovoorts, hebben effect op alertheid.
- Alert zijn = het kan komen door een trauma waardoor er een nare gebeurtenis is geweest waardoor u meer alert bent op de omgeving, om te voorkomen dat er iets gebeurt of tijdig actie kunnen ondernemen. Door het trauma is een persoon elke dag meer alert op de omgeving en op zijn hoede dat er iets zou kunnen gebeuren.
- Angst = alertheid kan opgeroepen word een door angst of een angststoornis. Door geluiden die een persoon hoort en herinneringen kan een persoon erg alert en angstig zijn.
B
- Bewegen = bewegen kan helpen lichamelijke klachten van alertheid te verminderen of te voorkomen. Door bewegen verminderd de stress en veranderen gedachten waardoor u minder alert kunt zijn.
C
- Concentratie = door alert te zijn op de omgeving gaat de concentratie achteruit. De persoon word getriggerd door de omgeving en kan zich moeilijker bij het werk houden. de geluiden uit de omgeving of gebeurtenissen lijden te veel af.
- Crisis alert = crisis alert bent u wanneer u zo alert bent op de omgeving dat u geen geluiden meer kunt horen, stop alle geluiden, alles heel hard binnen komt, gedachten door blijven gaan en u veel signalen ervaart.
D
- Dagboek = door het bijhouden van een dagboek kunt u meer overzicht krijgen over hoe alert u bent en wat u kunt doen om dit te verminderen. Door het gebruik van schema en overzichten krijgt u een duidelijk beeld wat het voor u betekend en wat de gevolgen zijn voor u.
- Denken = door alert te zijn word het denken in het patroon waarin de persoon bezig was moeilijk. De gedachten dwalen af naar het geluid waardoor het eigen denkpatroon stopt of minder goed werkt.
- Diagnose = Alertheid komt bij autisme of PTSS
F
- Fase = er zijn 4 verschillende fase van alertheid wind storm orkaan en orkaan. Aan de hand welke fase u bent, geeft het meer klachten van signalen als stress, angst of onrust. De 4 fase geven een duidelijk beeld bij de problematiek en de actie die u kunt nemen.
G
- Gebeurtenis = gebeurtenissen uit het nieuws kunnen een persoon extra alert maken op de omgeving bij geweld of moord. De gebeurtenissen zijn vaak ingrijpend als gedachten in het hoofd.
- Gedachten = de alertheid kan verboden zijn aan bepaalde gedachten, wanneer er een bepaald geluid word gehoord roept het iets op. Door alertheid kan een persoon meer last hebben van trauma gedachten.
- Gehoor = bij personen die alert zijn is het gehoor gevoeliger geworden. Bij de persoon komen geluiden harder binnen of geven meer signalen van stress of gedachten.
- Geluid = geluiden kunnen alertheid vergroten of dat een persoon extra waakzaam is, door bijvoorbeeld een geluid midden in de nacht. Het geluid houd de persoon bezig tot het duidelijk is wat het was en of het wel of geen gevaar oplevert.
- Gevoelig = een persoon die alert is hooggevoelig voor trigger, geluiden en de omgeving. Door minder goed concentreren en minder goed slapen kan een persoon hier steeds meer last van krijgen.
H
- Harde geluiden = harde geluiden kunnen ervoor zorgen dat een persoon voor een langere tijd achter elkaar alert is op geluiden, personen of op gevaar. Hierdoor kan een persoon in een bui terecht komen die uren kan aanhouden met piekeren en vastzittende gedachten.
- Hoofdpijn = door alert te zijn op de omgeving geluiden, personen kan een persoon veel gedachten hebben die linken aan geluiden, aan personen, aan woorden of aan gebeurtenissen. Door de gedachten en de hoeveelheid kunnen dit gedachten stromen worden, die hoofdpijn kunnen veroorzaken.
I
- Informatie opnemen = het opnemen van informatie in het geheugen en het voeren van een gesprek is er lastig wanneer een persoon alert is. De alertheid op ander dingen zorgt ervoor dat de persoon minder met de aandacht in het gesprek is.
- Instructies = de persoon heeft meer moeite met het volgen van instructie door dat er meer alert is op signalen gedachten, personen of omgeving. De persoon volgt niet de gehele instructie maar hoort maar een deel.
K
- Koffie = koffie kan zorgen dat een persoon meer alert is, het is belangrijk om met mate koffie te drinken om niet te alert te zijn en te druk te worden.
- Kleine geluiden = hoe gevoeliger u bent hoe meer kleinere geluiden u kunt horen. Door hooggevoelig te zijn is het gehoor zeer gevoelig voor geluiden, hierdoor zijn zachte geluiden ook soms triggers.
M
- Medicatie = door medicatie kunt u minder alert zijn op de omgeving wat ook gevaarlijk kan zijn in het verkeer, hierdoor is uw reactiesnelheid veel langzamer.
O
- Onderprikkeling = de signalen van deze onderprikkeling zijn verschild per persoon bijvoorbeeld hangerig worden, dutten, zeurderig gedrag. Kenmerken in het gedrag zijn, zijn: dwalen, onrustig en zoeken naar contact.
- Onder- en overprikkeling heeft ook invloed op uw alertheid. Als uw te weinig prikkels binnenkrijgt, ben u minder alert (sloom). Als u overprikkeld bent, dan ben u te alert (te druk).
- Ontspannen = door alert te zijn op de omgeving is het vaak niet mogelijk te ontspannen, terwijl het moet om weer rustig te worden en minder alert te zijn op de omgeving. Hoe minder goed het lukt te ontspannen hoe meer gevolgen dit kan hebben op de dag. Probeer dagelijks minimaal 15 minuten een ademhalingsoefening.
- Oorsuizen = door de alertheid kan een persoon meer last krijgen van oorsuizen of steken wanneer het stil is.
- Open staan voor de omgeving
- Opstarten = moeite hebben met het starten van een taak of het doen van een activiteit. De alertheid en gedachten houden een persoon meer bezig waardoor een persoon zichzelf eerst zo ver moet krijgen om er ook daadwerkelijk aan te beginnen.
- Overprikkeld = door alert te zijn op de omgeving worden vele geluiden, situatie, opmerkingen gehoord. Wanneer een persoon zich dit persoonlijk aantrekt, zich er zorgen over maakt of er over gaat nadenken overdenken, kan dit zorgen voor regelmatig overprikkeld. Personen die alert zijn zijn regelmatig overprikkeld, in het lichaam is veel spanning aanwezig en de persoon kan lichamelijke klachten krijgen.
P
- Paniek = door alert te zijn kan paniek in buien van 0-100 in een paar seconde. De persoon is hyper alert waardoor de paniek in 1x toeslaat, wanneer dit vaker gebeurt, kan een persoon er lichamelijke klachten aan over houden.
R
- Radar oren = wanneer een persoon lang achter elkaar alert is kan een persoon een soort radar oren krijgen, deze scannen de omgeving op zoek naar geluid. Hierdoor kan het kleinste geluid ver weg gehoord worden.
S
- Sociaal isolement = de persoon kan in een sociaal isolement kom een wanneer het veel signalen ervaart van de alertheid, door dit niet uit te kunnen zetten kan een persoon plekken personen gaan vermijden. De omgeving thuis voelt voor de persoon nog het meest veilig.
- Schommelingen = door de alertheid heeft een persoon schommelingen in het gedrag, gevoel, gedachten en emoties. De persoon heeft hier vaak weinig controle op doordat de prikkels onverwacht zijn. Hierdoor kan een persoon veel buien hebben op meerdere gebieden.
- Schrik = wanneer het even stil is kan een persoon eerder schikken van een geluid en hierdoor meer signalen krijgen die kunnen oplopen waardoor er meer gedachten komen. De schrik kan komen door de hooggevoeligheid en zorgen voor angst, stress of paniek.
- Slaap = een persoon word meer alert wanneer de nachtrust niet voldoende is of de persoon niet vast genoeg heeft geslapen. Omdat de persoon meer prikkelbaar is overdag neemt het signaal alert toe.
- Spanning = door alert te zijn kan een persoon over de dag meer spanningen voelen in het lichaam. De spieren zijn meer gespannen en soms krampen. Hierdoor kan een persoon meer beperkt raken in het dagelijks leven.
- Stil zitten = door alertheid kan een persoon voor langere tijd stil zitten als of het in de schrik blijft hangen. Hoe rustiger een persoon zit hoe minder last een persoon ervan heeft.
- Stress = alertheid geeft veel stress, het kan zorgen voor buien en een gehele dag getriggerd worden. De stress kan meer aanhouden waardoor een persoon dagelijks meer stress ervaart.
- Suikers = bent u extra alert neem dan minder suiker, suiker verhoogd alertheid.
T
- Trigger = alertheid is altijd een trigger voor een ander gevoel andere gedachten, andere emotie en/of ander gedrag. Een trigger kan zijn woorden, geluiden, gebeurtenissen of geuren. Triggers kunnen ook een opstappeling worden van verschillende triggers kort achter elkaar waardoor de persoon te weinig tijd heeft deze te verwerken.
V
- Verandering van tijdsinvulling = de persoon die meer alert is gaat dit vaak focussen door 1 vaste tijd invulling zoals gamen. Door de verandering word er minder tijd besteed aan de andere belangrijke dingen. Het heeft vaak een verslavend effect.
- Vermoeidheid = Kenmerken kunnen zijn; bleke gelaatskleur, gapen, intense activiteit ging aan deze fase vooraf, ziek zijn.
W
- Waakzaam = door alertheid kan een persoon waakzaam worden. De persoon waak over de omgeving om zich veilig te kunnen voelen, het wil duidelijk hebben hoe omgeving is, om de kans op gevaar zo klein mogelijk te houden.
Z
- Zelfstandig werken = personen hebben meer moeite met zelfstandig werken of alleen in een ruimte zijn. De persoon is meer onzeker waardoor het meer kan vragen. Een ruimte kan voor een persoon meer stress of angst geven of samenwerken met iemand.