De handleiding crisis geeft u informatie over een crisis en wat dit doet met een persoon.
De handleiding crisis geeft u informatie over een crisis en wat dit doet met een persoon, wat het is om het te hebben en hoe u eruit kunt komen. De handleiding geeft een duidelijk beeld van wat een crisis inhoud, welke actie u kunt nemen en hoe u uit de fase crisis kunt blijven.
A
- Aandacht vragen = veel personen vinden een crisis of zeer negatieve gedachten een manier van aandacht vragen en kunnen niet de ernst zien van de problematiek. De persoon heeft echt een probleem wat niet anders verholpen kan worden en waar een persoon aan kan overlijden.
- Agressie = een persoon in een crisis is niet zichzelf, leeft last van veel gedachten en spanning in het lichaam. Een persoon die hier moeilijker mee kan omgaan kan dit fysiek uiten en agressie en woedend worden.
- Acute hulp = in een crisis is het belangrijk gelijk te kunnen handelen en hulp te kunnen inschakelen. Maak een overzicht van nummer die u kunt bellen wanneer het hoog oploopt, zoals van de hulplijn van mind.nl of 113. Deze personen kunnen u helpen door een crisis door een luistert oor, tips en advies.
B
- Buien = door regelmatig hoog oplopen de buien of door vaak hoge signalen kan een persoon in een crisis komen. De buien of signalen stapelen zich op. Hoe beter een persoon overweg kan met buien, hoe kleiner de kans op een crisis.
- Buiten zichzelf = een persoon in crisis is nooit zich zelf, het is vaak uitzichtloos, of onoplosbaar door gedachten die bezig houden. De persoon heeft er te lang over na gedacht en van alles erbij gehaald.
C
- Concentratie = door de vele gedachten, gevoelens en emoties kan een persoon zich minder goed concentreren en word er minder opgeslagen in het geheugen.
- Crisis = is het hoogst wat een persoon aankan, een nood situatie. Alles loopt door elkaar van gevoel emoties, gedachten, gedrag, en er is totaal geen balans in aan te brengen. De crisis word niet minder door afleiding zoeken of wandelen.
- Crisisdienst = Wanneer een persoon een crisis heeft kan het bellen met de crisisdienst voor de avond, nacht of in het weekend voor ondersteuning. Er kan besloten worden dat er een huisbezoek komt of dat de persoon gezien moet worden. Vaak is het erg druk waardoor er vaak te mild word gereageerd.
- Crisisgedachten = een crisis bestaat uit 2 stukken, het begint bij crisis gedachten, deze gedachten kunnen al weken van te voren op komen en komen steeds vaker terug. Hoe langer de gedachten aan houden hoe grotere de kan op een crisis die meestal enkele uren duurt.
- Crisiskaart = van vele diagnose zijn er een crisiskaart, hierin staat uit gelegd hoe een ander kan helpen in geval van nood en wat een persoon niet moet doen. Er zijn ook algemene kaarten die u kunt tonen als u in een crisis bent.
- Crisis noodplan = is een kort plan aan de hand van 4 stappen om vanuit een crisis meer rust te vinden. Door de stappen te volgen en dagelijks te oefenen in mindere buien, kunt u beter handelen in een crisis. Het is belangrijk om het kort en bondig op te schrijven of pictogrammen te gebruiken omdat de concentratie erg kort is. Het is belangrijk om een eigen plan te hebben, te kennen en te kunnen uitvoeren, met punten die u helpen verlichting te brengen, voor iedereen is het plan anders.
D
- Dagelijks leven = het dagelijks leven in een crisis is totaal verstoord. Voor een persoon is het overleven geworden. De persoon voelt zich verward, erg angstig of u ervaart een diep ellendig gevoel. Voor een persoon is het vaak een uitputting waardoor het weinig kan doen op een dag. Een persoon is veel in gedachten of voelt het psychisch leed.
- Deuk = door een crisis kan een persoon een grote deuk oplopen in het zelfvertrouwen en zelfbeeld. Een persoon kan veranderen in gevoel waardoor het anders reageert op iemand. Het kan ook zorgen voor faalangst.
- Diagnose = door vele diagnose te krijgen kan een persoon vaker als een crisis worden gezien, ook als de diagnose niet kloppen en dit is aangegeven. De diagnose blijven in het dossier staan waardoor het bij relevante informatie hoort. Een persoon kan worden opgenomen voor een diagnose die er niet is, maar volgens hulpverleners er wel is een persoon kan hiervoor dwangmedicatie krijgen die ingenomen moet worden. Maar de diagnose die klopt word niet aangepakt en aan de kant gezet, hierdoor blijft de problematiek.
- Doorverwijzing / aanmelding = de crisisdienst kan een diagnose stellen en u door verwijzen naar en act of fact team voor behandeling. Vak is deze lijn korter dan wanneer een persoon zich aanmeld bij een mentale gezondheidszorg. Door de doorverwijzing is er vaak geen wachtlijst.
- Drukte = tijdens de kerst en oud en nieuw gaat het vaak minder goed met vele personen, die wel of geen mentale problematiek hebben, maar veel gedachten aan gebeurtenissen of overdenken. In deze periode is het extra druk bij de crisisdienst.
- Duidelijk = wees kort en duidelijk wat u verwacht van de persoon, of wat de persoon van u mag verwachten. Een verhaal lukt niet om voor de persoon te onthouden of geheel te begrijpen. Er gaat meer langs de persoon heen dan de persoon met het gesprek bezig is.
- Dwangmedicatie = word aangevraagd wanneer een persoon weigert medicatie in te nemen en de hulpverleners het belangrijk vinden dat dit gebeurt. Door dwang is een persoon verplicht de medicatie te nemen, vaak is het niet bewezen dat het helpt of is er verder geen onderzoek gedaan naar de diagnose. Veel medicatie kan ook een diagnose verslechteren zo als benzodiazepinen bij PTSS. Dwangmedicatie word aangevraagt via de behandelaar bij de geneesheer directeur.
E
- Eerste hulp = Bij eerste hulp, kan het ook gaan om eerste hulp bij een psychische crisis. Bij de eerste hulp kan iedereen terecht, omdat er naast lichamelijk letsel tegelijkertijd ook sprake kan zijn van een psychische crisis.
- Extreem = een crisis zijn signalen in het extreme, boven het hoogste punt uit, net er over heen. Een persoon kan moeilijk handelen of weet geen raad wat te doen.
F
- Faalangst = Een persoon kan in een crisis of er na het gevoel krijgen te hebben gefaald, de crisis niet aan gekund te hebben. Veel al dat een crisis ontstaat heeft niet met de persoon te maken maar met de hulp die niet gepast of te weinig is.
- Functioneren = in een crisis kan een persoon zeer minimaal functioneren, het verstoord het gehele lichaam die in nood is. De persoon kan veel moeilijk actie nemen en controle aanbrengen. Een persoon moet geholpen worden om eruit te komen.
G
- Gedachten stromen = de gedachten zijn negatief gestemd en er is weinig overzicht in gedachten, de gedachten blijven af en aankomen en gaan zeer snel door het hoofd. Hoe sneller de gedachten gaan hoe moeilijker er controle over te houden is en hoe weinig een persoon begrijp van alle gedachten die lijken op een vol hoofd.
- Gedrag = het gedrag van een persoon in een crisis veranderd, een stil persoon kan in eens er druk zijn of boos, iemand die als meer druk is kan agressief worden.
- Gevoelig = een persoon kan gevoelig blijven voor mentale klachten naa een crisis. De persoon kan bijvoorbeeld meer stress of angst ervaren op een dag of moeilijker dingen onthouden.
I
- Iedereen = iedereen heeft een kans om in een crisis te komen, het heeft te maken met de mentale gezondheid, de lichamelijke gezondheid en de manier van leven, hoe groot de kans is op het krijgen van een crisis.
- Ingrijpen = door politie kan er worden ingegrepen wanneer een persoon mentale problematiek heeft. Dit gebeurt bij bijvoorbeeld een psychose, wanen of hallucineren of bij verward gedrag. Het wil niet zeggen dat de politie of ggz gelijk heeft met het oordeel, de persoon kan hierdoor een trauma oplopen, wanneer er geen gehoor word gegeven aan de problematiek waar de persoon last van heeft. Zoals herbeleving word gezien als wanen. Hierdoor word een persoon eerder als verward gezien.
L
- Leren = in de mentale gezondheidszorg word een persoon niet geleerd om beter om te gaan met signalen deze te herkennen en hoe om te gaan met buien of orkaan. Hierdoor moet een persoon dit zelf leren en een zelfstudie doen om er meer grip en controle over te houden en is de kans op veel buien erg groot. Een persoon moet zelf een cursus gaan doen om meer grip te hebben en te houden.
- Lotgenoten = Ga op internet opzoek naar lotgenoten, veel lotgenoten kennen de fase crisis en wat er dan gebeurt en hoe het verloopt. Vaak praat het makkelijker met een lotgenoot die begrijpt waar u het over heeft.
M
- Medicatie = Medicatie kan helpen om de crisis te stoppen, het kan de scherpen randen ervan afhalen waardoor de crisis te dempen is. Deze medicatie kan worden voorgeschreven door de crisisdienst. De medicatie die word voorgeschreven is meestal rustgevend of slaapmedicatie voor 1 of 2 dagen.
N
- Naasten – het is belangrijk dat een persoon weet wat die heeft aan de naasten in geval van een crisis en wat ze voor de persoon kunnen doen. Het kan handig zijn een aparte crisis telefoon te nemen waar alleen met crisis op word gebeld zodat direct een alarmbel gaat. Geef duidelijk aan wat u wel en niet kan doen en maak hierover afspraken. Wanneer naasten zich ernstig zorgen maken en bellen met de crisisdienst, kan het voor u zijn dat er weinig aan de hand is, toch worden de zorgen serieus genomen en moet u naar de crisisdienst. Het woord van naasten gaat dan boven het woord van de persoon.
- Nare ervaring = een persoon kan een crisis als nare ervaring beschouwen en heeft veel impact op de week erna. Hierdoor zijn er blijvende herinneringen aan de situatie van de crisis, de politie die de persoon naar de crisisdienst brengt, het gesprek daar en de uitslag van crisisdienst. Een persoon kan hier regelmatig een herbeleving van hebben.
- Negatieve gedachten = Een persoon kan niet meer positief denken of positieve gedachten oproepen, het is een zwart gat waardoor er veel negatieve gedachten zijn. De negatieve gedachten maken de kans op een crisis groter, de persoon gaat zich nutteloos, hopeloos of waardeloos voelen of als uitzichtloos.
O
- Opname = Wanneer een persoon een crisis heeft kan de crisisdienst besluiten een persoon vrijwillig of gedwongen op te nemen. Een gedwongen opname, in de vorm van een IBS (in bewaringstelling) minimaal voor 3 maanden of een RM (rechterlijke machtiging) voor minimaal 6 maanden. Er is dan een gevaar voor de gezondheid van de persoon of de persoon is een gevaar voor de omgeving. In deze maanden word geen therapie geboden alleen gesprekken met psychiater en medicatie, de persoon leert niet om te kunnen herstellen en het te verbeteren.
- Ongeloof = regelmatig word een crisis niet gezien als crisis, een persoon overdrijft, belt te vaak, vraagt te veel, heeft die en die diagnose, ga maar thee drinken of een wandeling maken. De persoon krijgt geen gehoor in de crisis en moet het zelf oplossen. Een persoon is niet geleerd om om te gaan met een crisis en deze verminderen. Wanneer dit vaker gebeurt kan dit het hulpverleners contact kapot maken en de persoon weerstand krijgen tegen hulpverleners, ze zijn er toch nooit.
- Orkaan = is de laatste van de 4 fase waar een persoon in kan zitten. Voor een persoon is het niet mogelijk hier zelfstandig en alleen uit te komen. het is belangrijk dat het voor de persoon duidelijk is hoe het moet handelen.
- Overzichten = in de mentale gezondheidszorg word weinig gewerkt merkt overzichten schema’s of een dagboek om een duidelijk overzicht te hebben van de signalen de ernst en hoe vaak het voorkomt, hierdoor is er geen volledig beeld van de signalen en worden veel dingen over het hoofd gezien.
P
- Pijnklachten = Door een crisis staat er veel spanning op het lichaam waardoor er pijnklachten kunnen ontstaan in het hoofd of in de spieren. De pijnklachten kunnen enkele dagen of weken aanhouden.
- Politie = politie is vaak betrokken bij een crisis, deze zijn gebeld door naasten of door de crisisdienst. De politie heeft weinig ervaring met mentale problematiek, maar kunnen snel ingrijpen als het moet en zijn daarom vaak als eerste aanwezig. Dit heeft een grote impact op een persoon die er nog dagen last van kan hebben. Na de crisis heeft een persoon nog vaak herinneringen aan politie optreden, wanneer het vaker voorkomt kan een persoon zich tegen politie keren of kan het geluid van een sirene een trigger worden.
- Praten = wanneer een persoon in een crisis zit kan het moeilijker uit zijn/haar woorden komen, meer gaan stotteren of niet op de woorden komen. Hierdoor kan het voor de persoon erg lastig zijn een gesprek te voeren. Wanneer de crisis voorbij is gaat het praten weer als normaal.
S
- Schuldgevoel = de persoon kan een schuldgevoel krijgen, door de persoon voor uurtje op te nemen, hierdoor kan een persoon het gevoel krijgen dat de gedachten fout waren of dat de persoon zich verkeerd heeft gedragen. Over het gevoel en wat het voor de persoon betekend en wat het met de persoon doet word niet gesproken.
- Signalen= het is belangrijk dagelijks bezig te zijn met herkennen van de signalen en deze keer op keer aan te pakken om te voorkomen dat het een crisis word. De signalen lopen zo extreem op dat er veel lichamelijke klachten kunnen ontstaan en het gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid.
- Signaleringsplan = een plan die gemaakt word om een crisis te voorkomen door te kijken naar de signalen die u heeft en deze in fase in te delen en te kijken hoe u de signalen kunt aanpakken door oplossing van uzelf of hulpverlening. Het signaleringsplan werkt hetzelfde als de hileka methode
- Suïcidaal = wanneer er vermoedens zijn van suïcidale gedachten dan word de politie ingeschakeld en een persoon moet 3 uur naar een gesloten afdeling, waar een gesprek plaatst vind met een psychiater. De politie heeft het recht hiervoor de deur in te trappen of ruiten te breken wanneer de deur niet word geopend. De ware suïcidale gedachten zijn vaak niet bespreekbaar met politie of met mentale gezondheidszorg, er is geen begrip voor en de oorzaak word vaak niet aangepakt. De reden is vaak dat het uitzichtloos is voor de persoon of dat het geen toekomst meer ziet door vele gebeurtenissen.
T
- Tornado = in de fase tornado is het belangrijk actie te ondernemen om het te verminderen om niet uit te komen in een orkaan of een crisis. Het is belangrijk om hier van te voren over na te denken en te weten wat het actie plan gaat worden mocht het zo ver komen.
- Trauma = in een crisis of bij de crisisdienst word er vaak niet goed gekeken naar trauma’s die een persoon heeft opgelopen en nog niet heeft verwerkt. Trauma’s worden al snel als te oud beschouwd of daar kan een persoon geen last meer van hebben. PTSS word vaak verward met psychose, verward, wanen of hallucinaties. Veelal van de problematiek word veroorzaakt door nare gebeurtenissen die niet zijn verwerkt.
- Trigger = door de situatie rondom de crisis, door ingrijpen politie of door andere factoren kan een persoon meer getriggerd raken en hierdoor meer in crisis komen. Een persoon is sneller boos en reageert vaker kortaf.
U
- Uitten = het uiten van een crisis is vaak voor naasten erg zwaar en vaak is er weinig tot geen begrip voor. Het is voor de andere moeilijk te begrijpen waarom een persoon zo doet, ze vinden het eng. Het uiten word hierdoor lastig omdat er taboe op heerst. Door de taboe is er minder bespreekbaar waardoor een crisis vaker terug komt en de persoon regelmatig in dezelfde fase zit.
V
- Verandering = wanneer naasten een crisis hebben meegemaakt kan het zijn dat het contact steeds moeilijker gaat verlopen. De naasten hebben geen idee wat ze kunnen doen of hoe ze kunnen helpen. Het contact gaat vaak kapot door onbegrip.
- Voorkomen = het voorkomen van een crisis is het leren van de vorige crisis, het leren erkennen van signalen, hoe deze opkomen en wat hiervan de gevolgen zijn. Wanneer u terug kijkt naar een vorige crisis en het gevoel van toe nu kunt herkennen hoe zou u dan nu reageren of anders doen? Alleen door te leren van u zelf kunt u veel buien en een crisis voorkomen.
W
- Wachtlijst = er is niet altijd plek voor een opname of tijd voor een gesprek in geval van crisis. Vaak word er ook gemeld dat er later word teruggebeld of dat een persoon morgen moet bellen met de behandelaar. De wachtlijst maakt dat zorg niet altijd passend is en dat een persoon lang in een crisis moet zitten en zelf er moet proberen uit te komen.