De handleiding depressie geeft u meer informatie over een depressie.
De handleiding depressie geeft u meer informatie over een depressie, over het verloop van een depressie en hoe u het kunt krijgen, waar u op kunt letten om het voor een groot deel te voorkomen. De handleiding geeft een duidelijk beeld over wat een depressie is, hoe u het kunt aanpakken en wat de gevolgen kunnen zijn.
A
- Aanleiding = depressie kondigt zich niet vanzelf aan. Een persoon voelt zich in de tijd negatief gestemd, heeft veel gedachten, vergelijkingen, overwegingen en heeft het al enige tijd voor het word vastgesteld.
- Aandachtsproblemen = problemen in de omgang met andere personen, het moeilijk vinden het contact te behouden, of aandacht te vragen voor de problematiek. Door te weinig aandacht word een persoon niet gehoord en hierdoor is er kans op depressie
- Advies = Ongevraagd advies is nog het vervelendst, de persoon weet vaak wat nodig is en hoe het aangepakt moet worden. De adviezen zijn vaak goed bedoeld maar komen zo niet over, het frustreert een persoon of kan kwetsend overkomen.
- Anti depressiva = is de medicatie die kan helpen om een depressie meer onder controle te krijgen. De medicatie is volgens diverse onderzoek werkzaam bij 1/3 van alle personen. Het eerste effect is merkbaar naar 3 weken. Het medicijn werkt het beste naar 6 maanden.
- Armoede = wanneer een persoon langdurig in de armoede moet leven, waardoor het meer ongeluk is, heeft het een zeer grote kans op het krijgen van een depressie waardoor de levenskwaliteit achteruit gaat.
- automatische piloot = een persoon leeft vaak op de automatische piloot om het nog enigszins dragelijk te maken en om er een balans in te houden. Een persoon kan veel in gedachten zijn waardoor het over kan komen als minder geïnteresseerd.
B
- Begrip = voor een depressie is vaak weinig begrip. De persoon die het heeft kan in het dagelijks leven worden beperkt en minder mogelijkheden hebben om te leven. Toon begrip naar een persoon met mentale problematiek een maak het bespreekbaar. Voor de persoon is het een zeer zwarte periode in het leven.
- Behandeling = een behandeling duurt minimaal 6 maanden voor er goed herstel is. Een behandeling bestaat vaak uit medicatie en gesprekken met een psycholoog. Daarnaast is het belangrijk om de levensstijl te veranderen.
- Besef = de persoon weet dat het op bed liggen geen optie is maar krijgt zich zelf niet zover om het niet te doen en om iets anders te ondernemen. Er is een stop/blokkade. Het besef is er wel bij de persoon alleen lukt het niet.
- Bespreekbaar = maak een depressie bespreekbaar met mensen die u vertrouwd. Leg uit wat u voelt en merk aan de depressie. Vraag om hulp en wat andere voor u kunnen doen om u te helpen. Door het onderwerp bespreekbaar te maken zijn er mogelijkheden voor een oplossing, anders blijft het een taboe.
- Bijwerkingen = Bij alle soorten anti depressiva zijn veel bijwerkingen, zoals meer hoofdpijn, angst (vooral aan het begin van de behandeling) slaperigheid of juist slapeloosheid, stijve spieren, stijve bewegingen, een droge mond problemen met zien, duizeligheid, hartkloppingen, zweten, misselijkheid, verstopping. Deze verdwijnen meestal naar 10 dagen. Deze kunnen erg heftig zijn.
- Besluiteloos = door de vele gedachten is het voor een persoon erg moeilijk een besluit te nemen, de gedachten kunnen als gedachten stromen aanwezig zijn en hierdoor veel gevoelens of signalen als stress ervaren.
C
- Chronische depressie = Een persoon heeft een chronische depressie wanneer er 2 depressie periode zijn geweest, tussen beide moet minimaal 2 maanden zitten dat depressie niet aanwezig is.
- Concentratie = Door gedachten, stress, somber, is er een slechte concentratie. Het hoofd voelt vol aan waardoor het moeilijk is om een artikel te lezen. De aandacht er bij houden bij werk of een gesprek kan lastig zijn.
- Contacten = Houd contact met de persoon die depressief is. De persoon kan het contact negeren of het niet willen, de reactie zijn niet altijd positief. Het sociaal contact is belangrijk voor het herstel. Geef duidelijk aan dat de persoon op u kan rekenen
D
- Dagstructuur = Zorg voor een gezonde levensstijl met gezonde voeding, actief bewegen een goed ritme in voeding en slaap. Kijk naar de mogelijkheden die er zijn om actief deel te blijven nemen aan de samenleving. Houd de contacten zoveel mogelijk instant en probeer er iets leuks van te maken.
- Denken = Er is een verminderd vermogen tot nadenken omdat het hoofd vol en zwaar aanvoelt. Het denken gaat een stuk langzamer. Het kan lastiger zijn om dingen uit te leggen.
- Depri (depri of depressie) = vaak word er gezegd ik ben depri als ik zit in een dip. Dit is niet hetzelfde als depressief. het is een fase waar een persoon zit het zit tussen een dip en depressie in.
- Depressie = Iedereen kan een depressie oplopen en krijgen. Wanneer een persoon een depressie heeft gehad, is de kans groter op een nieuwe. Bij PTSS is het een signaal die hoort bij de diagnose. Een persoon heeft een depressie wanneer de persoon 2 weken somber is of geen zin meer heeft dingen te ondernemen.
- Depressieve stemming = Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag. De persoon voelt zin verschillend over de dag in buien of in up en down. Er kan meer angst zijn op een dag, meer gedachten vaak negatief, minder energie. Signalen die behoren tot depressie maar in een klein aantal.
- Dip = een dip is niet hetzelfde als een depressie. het enkele dagen somber of anders gestemd maar verdwijnt meestal weer na enkele dagen. Het kunnen de eerste voortekenen zijn van een depressie als het langer aanhoud.
- Doorzetten = om van een depressie te herstellen is het belangrijk om door te zetten en niet op te geven, elke dag te zien als een nieuwe kans om het te verbeteren en aan te pakken en het dagelijks leven weer op te pakken.
- Droefheid = De persoon is somber gestemd en heeft meer last van droevige gedachten die tot huilbuien kunnen oplopen.
- Dysthyme stoornis = depressieve stemming voor 2 jaar achter elkaar
E
- Eetlust = Door somberheid, negatieve gedachten en hoge stress veranderd de eeltlust in verminderde eetlust. Hierdoor gaat een persoon minder eten waardoor de persoon zich vaak slechter gaat voelen. De persoon gaat op den duur minder het gevoel van honger ervaren.
- Eigenwaarde = Een persoon met een depressie heeft een gering gevoel en een lage eigenwaarde. Voor de persoon hoeft het niet meer zo nodig. Door een depressie geef de persoon minder om zichzelf.
- Emo-buien = buien die te maken hebben met depressie die dagen of weken kan aanhouden. De emoties en gevoelens schieten alle kanten op en kan zeer wisselend zijn op een dag. Stemmingswisselingen over een dag waardoor er weinig balans is over de stemming op een dag.
- Energie = Een persoon met een depressie heeft vaak weinig energie. De somberheid, rusteloosheid, minder eten, slechter slapen, houden een depressie instant, hierdoor krijgt een persoon steeds minder energie.
F
- Faalangst = Door faalangst is een persoon meer negatief en somber gestemd. Het lukt niet op het moment dat het moet, het veranderd het gevoel en gedachten en het “normaal ” voor de persoon. Wanneer een persoon er veel last van heeft kan een persoon depressief worden.
G
- Geheugen = Het geheugen heeft meer moeite met alles onthouden en verwerken. Het slaat minder dingen op en het komt sneller over als te veel informatie of een gesprek duurt al snel erg lang.
- Genetische kwetsbaarheid = Depressie kan vaker in de familie voorkomen en kan worden doorgegeven via de genen. Hierdoor heeft een persoon vanaf geboorte meer kans op het krijgen van een depressie.
- Gewichtsvermindering gewichtstoename = Door een depressie ervaart een persoon meer somber gevoel en stress wat van invloed is op het eetpatroon. Hierdoor kan een persoon overdreven gaan eten en veel aankomen, de persoon voelt zich zelden vol, of een persoon gaat door het gevoel extreem weinig eten waardoor een persoon veel afvalt.
H
- Handleiding = Er is geen handleiding die op elke depressie van toepassing is, niet elke depressie is hetzelfde en niet alle medicatie werkt even goed. Het is een zoektocht naar de juiste behandeling.
- Hopeloos = Voor personen met een depressie kan het hopeloos voelen wanneer er te lang malend gedacht is, alle overdacht en de persoon er zelf niet uitkomt in het denkpatroon. De persoon heeft meer moeite met een toekomstplan of uitzicht op verbetering.
I
- “Ik heb ook wel eens een slechte dag.” = ieder persoon heeft wel eens een slechte dag, maar een slechte dag is niet hetzelfde als elke dag depressief. Het toe veel te kort aan een depressie. Voor een persoon met een depressie is het niet 1 dag minder maar zijn het 7 dagen minder met vele schommelingen. De persoon voelt zich hierdoor niet serieus genomen en niet gehoord in de problematiek.
- Ingrijpende gebeurtenissen = Een persoon kan een depressie op lopen door het verlies van baan, huis, door tegenslagen of verandering van levensfase.
- Informatie = Zoek informatie op internet over een depressie en wat dit kan inhouden voor een persoon, houd er wel rekening mee dat het voor de persoon anders kan zijn en de persoon ook niet alle signalen heeft.
- Interesse = De persoon heeft geen tot zeer weinig interesse om dingen te ondernemen of iets te gaan doen. Ook interesse in personen kan verminderen.
- Isolatie = het liefst sluit een persoon zich op in een kamer waar het donker en stil is. Het heeft een averechts effect en maakt de klachten alleen maar erger.
J
- “Je hebt gewoon een schop onder je kont nodig.” Dit gaat een persoon niet helpen om verder te komen in het herstel. Het zorgt ervoor dat een persoon zich ongemakkelijk gaat voelen en dichtklapt. Door dit te zeggen lijkt het of dwingen of dwang gaat helpen, dit heeft vaak een averechts effect waardoor de persoon nog minder kan doen. Het onderwerp blijft hierdoor in de taboe hangen en is hierdoor niet bespreekbaar.
- “Je moet je niet zo aanstellen” = Een persoon die depressief is stelt zich niet aan. De persoon geeft juist aan dat er een probleem is waar de persoon mee zit en wilt oplossen. De persoon beseft zelf heel goed dat het hulp nodig heeft om verandering te krijgen. De depressie heeft veel invloed op het dagelijks leven en kan zorgen voor overlijden.
K
- ‘Kijk naar wat je wel hebt’ = Dit kan een schuldgevoel oproepen bij een persoon. Hierdoor kan een persoon verder in de put komen te zitten en meer last hebben van een depressie. Door het zo te zeggen voelt de persoon zich onbegrepen en schuldig aan het hebben van problematiek.
L
- Langdurig = depressie is langdurig en heeft een lang herstel proces. Een depressie kan enkele maanden tot jaren aanhouden en is niet een kwestie van een aantal medicatie en een persoon hersteld.
- Leegheid = Het gevoel van leegheid, geen gevoel meer bij dingen die u doet of situaties, het is eentonig geen of weinig emoties.
- Loslaten = “Mensen zeggen vaak ‘zet je eroverheen’ of ‘laat het los’. Als het zo makkelijk was was de persoon niet depressief. Depressie is meer dan het alleen loslaten en eroverheen zetten, het kan het leven van een persoon tekenen. Het loslaten van depressie gedachten of depressieve gevoelens is niet mogelijk. De gevoelens en depressie hebben therapie en medicatie nodig.
- Lotgenoten = Lotgenoten of ervaringsdeskundige zijn personen uit de praktijk. De personen die ook een depressie hebben of hebben gehad en weten wat het is en hoe het is om het te hebben. Lotgenoten hebben vaak veel tips en adviezen.
- Lusteloos = Lusteloosheid kenmerkt zich door een tekort aan energie, zin en levenslust. Hierdoor is de persoon meer hangerig, futloos, geen zin om op te staan, ongevoeligheid en heeft te weinig energie om dingen aan te pakken of te veranderen.
M
- “Maar je hebt toch alles goed voor elkaar?” = dat een persoon spullen heeft en het leven tot nu toen wel aardig verliep wil niet zeggen dat een persoon geen kans heeft op een depressie. Iemand die het goed voor elkaar heeft en dus wel gelukkig moet zijn. Spullen zeggen niks over geluk en gezondheid. Voor een persoon kan het overkomen dat een persoon zeurt over ziek zijn. Het is geen begrip voor het leed dat de persoon dagelijks verwerkt.
- Medicatie = de medicatie zoals hormoonpreparaten, anticonceptiepil, middelen tegen hoge bloeddruk en tegen hartziekten vergroten een kans op een depressie. De medicatie zelf kan de klachten of extra signalen verergeren.
- Minderwaardig = een persoon kan zich minderwaardig voelen omdat het te maken heeft met vooroordelen, opmerkingen of als er weinig begrip is, die het gevoel geven minder te zijn dan een ander persoon.
N
- Naasten (depressie naasten) = zoek steun wanneer het u valt zwaar valt. Het helpen van de persoon lukt alleen als het met u goed gaat. Ga met de persoon mee naar gesprekken en steun de persoon zoveel mogelijk.
- Negatieve gedachten = Somberheid stelt het gevoel en de gedachten van een persoon. De somberheid maakt vaak dat gedachten negatief gestemd zijn door nare gebeurtenissen of situaties. Door de negatieve gedachten kan er zeer moeilijk positief worden gedacht waardoor de gedachten vaak terug kerend zijn, of vastzittende gedachten. Hoe meer negatieve gedachten en gebeurtenissen, hoe groter de kans op een depressie, en het niet meer over zien van het leven.
O
- Ontwenningsverschijnselen = de bijwerkingen van medicatie wanneer u gaat afbouwen of bent gestopt kunnen erg heftig zijn. De verschijnselen zijn vaak dezelfde als het wennen.
- Opmerkingen = “Ah liefie, kop op,” of de opmerking “andere mensen voelen zich ook weleens kut,” helpen niet voor begrip van de situatie en voor de persoon die er mee moet leven. Het doet niks af aan de gevolgen die het met zich mee brengt.
P
- Perfectionistisch = Door te hoge eisen stellen aan u zelf kunt u te veel hooi op uw vork nemen waardoor de kans op burn-out groot is en er andere problematiek op speelt. Door perfectionisme legt u de lat te hoog voor u zelf en loopt u dagelijks op uw tenen. Het stelt vaak teleur, na dat u er zolang mee bezig was en het zelden perfect genoeg is. Hierdoor krijgt een persoon meer een somber gevoel en kans op een depressie.
- Plezier = De persoon ervaart geen gevoel van plezier of leuke dingen. Voor de persoon is het onmogelijk om plezier te beleven. Het verminderd de interesse of plezier van de persoon.
- Postnatale depressie = depressie na de geboorte van een kind
- Premenstruele depressie = depressie tien tot veertien dagen voor de menstruatie
R
- Rouw = door rouw kan een persoon een depressie oplopen. De persoon is in eens alleen waardoor de persoon meer gaat overdenken en zich somber en down gaat voelen. De persoon krijgt minder zin dingen te ondernemen doordat de persoon er niet is, laat maar.
- “Rust een paar dagen uit en dan ben je er zo weer bovenop.” = Een persoon kan veel rusten maar neemt de klachten van een depressie niet weg. Rust alleen is niet voldoende bij een depressie. Het geeft geen gehoor aan een depressie, de signalen en de gevolgen. Een persoon voelt zich vaak moe of uitgeput/opgebrand. Het is onbegrip voor de situatie.
- Rusteloos = De persoon heeft veel onrust en heeft moeite met stil zitten of geconcentreerd met iets bezig zijn. Er is weinig rust in het hoofd en het lichaam. hierdoor ontstaat er meer stress en somber/ down gevoel.
S
- Samen = Onderneem iets leuks met de persoon. Praat, ga eens naar buiten, wandel wat, doe samen boodschappen of drink thuis een kopje thee. Het er zijn is vaak genoeg voor de persoon. Dwing een persoon niet om mee te gaan. Samen de behandeling onder gaan geeft een persoon veel steun en begrip voor de problematiek.
- Schuldgevoel = Schuldgevoelens kunnen zeer kwellend zijn. De persoon maakt zichzelf voortdurend verwijten over dingen die in het verleden zijn gedaan of juist nagelaten heeft. Zo kan hij bijvoorbeeld het idee hebben dat hij slecht geleefd heeft en bepaalde dingen heeft gedaan waarvoor de persoon gestraft moet worden.
- Seizoensgebonden depressie = heeft veel te maken met wanneer het donker word en het aantal uren dat het licht is. Een persoon heeft in de winter vaak meer kans op een depressie dan in de zomer.
- Slaapproblemen Een persoon kan slapeloosheid hebben of overdreven veel slapen. De gedachten putten een persoon uit, de persoon voelt zich moe, heeft weinig energie en wil het liefst slapen. De slapeloosheid kan komen door piekeren of maal gedachten die de persoon de nacht wakker houden, omdat de persoon niet inslaap kan vallen.
- Sociaal isolement = een persoon met een depressie heeft een grote kans om in een sociaal isolement te komen. Door dat de persoon veel moe is wil het meer rusten en dit ook overdag waardoor er minder tijd is voor contacten. Een persoon is minder positief gestemd waardoor het geen zin heeft leuke dingen te gaan doen. Hierdoor komt de persoon minder vaak buiten en is het liever alleen in huis waardoor de buiten wereld even vergeten kan worden.
- Somatogene depressie = depressie als gevolg van lichamelijke aandoeningen
- Somber = Een persoon voelt zich heel de dag somber, heeft veel gedachten die de persoon treurig maken. Een persoon ervaart weinig plezier in dingen.
- Stemmingswisselingen = Weet dat iemand die depressief is, een ernstige stemmingsstoornis heeft. Onderschat dit niet, voor een persoon betekend het veel verandering van het dagelijkse “normale ” leven . Hij of zij stelt zich niet zomaar aan.
- Stoppen = stoppen met anti depressiva gaat in een afbouw fase, in overleg met u behandelaar. Stop nooit in keer de medicatie hiervan kunt u zeer ziek worden.
- Stress = een opstapeling stress kan zorgen voor een depressie. Door veel stress krijgt een persoon meer gedachten die vaak somber stemmen. Hoe langer het aanhoud hoe groter de kans.
T
- Taboe = Het onderwerp depressie is iets minder taboe geworden door de reclame op tv. Het is iets meer bespreekbaar, maar veel zaken die er mee te maken hebben zijn dat nog niet. Voor een persoon blijft het lastig zich hierin te uiten.
- Terugkerende gedachten = Een persoon kan negatieve gedachten hebben die te maken hebben met overlijden. Een persoon heeft vaak een wens omdat dit beter voelt, het overzicht er niet meer is, er weinig positieve toekomst is. De gedachten zijn terugkerend omdat het probleem en de oorzaak niet zijn verwerkt, er vele nare gebeurtenissen zijn en een persoon somber is gestemd.
- Terugval = Een terugval kan een persoon krijgen wanneer het niet is geleerd met signalen om te gaan die de depressie hebben veroorzaakt of die ermee te maken hebben. Door te stoppen met anti depressiva is vaak de kans groter op een terugval. Het is niet bij elk persoon dat de persoon een terugval krijgt, sommige blijven ook hersteld.
U
- Uitproberen = Vaak is het uitproberen welk medicijn bij uw werkzaam is en in welke dosis. Hierdoor zijn er vele keren bijwerkingen van het opbouwen en bijwerking van het stoppen, tegelijk kan ook.
- Uitstelgedrag = het uitstellen tot het laatste moment bijvoorbeeld met voeding tot de koelkast leeg is en dan pas boodschappen doen.
V
- Vermoeid = Een persoon is vaak erg vermoeid, door gedachten gevoel en stemming die de dag bepalen. Het put een persoon uit waardoor het weinig energie heeft. Met een depressie is het vaak overleven.
- Vermijden = het vermijden van activiteiten of naar buiten gaan om iets te doen. De persoon is somber gestemd en heeft geen behoefte of denk niet aan leuke dingen doen.
- Verslaving = een verslaving aan alcohol of drugs kan de kans op een depressie vergroten.
- Verwerken = negatieve ervaringen die een persoon heeft mee gemaakt zorgen voor herbelevingen of nachtmerries of zorgen voor zorgen over de gebeurtenis. Hierdoor vergroot het de kans op een depressie.
- Vitamine tekort = door een tekort aan vitamine B6, B12, vitamine C, ijzer is de kans op een depressie groter.
- Voorkomen = een depressie te voorkomen moet een persoon leren de signalen te herkennen die met een depressie te maken hebben zodat de depressieve klachten eerder worden erkent en er eerder behandeld kan woorden.
- Vragen = Vraag oprecht en regelmatig hoe het gaat. Geef de persoon het gevoel dat het alles mag en kan uiten om het gesprek erover te hebben. Geef gehoor aan de woorden van de persoon en het gevoel dat u de persoon begrijpt. Kijk waar u de persoon kan helpen in het proces.
W
- Waardeloosheid = door veel gedachten die vaak negatief somber gestemd zijn en doordat steeds minder dingen lukken of goed gaan kan een persoon zich waardelood gaan voelen, omdat het steeds meer buiten de maatschappij komt te staan.
- Wanhoop = Wanhoop maakt negatieve gedachten los, wat als gedachten stromen door het hoofd gaan in tornado. Het lukt de persoon niet meer om het goed te kunnen overzien van de situatie.
- Werk = een persoon met een depressie kan vaak moeilijk tot niet werken. Het is van de soort depressie afhankelijk hoe goed een persoon hersteld om te werken, bij een lichte vorm is er meer kans dan bij een zware vorm. De persoon in meer beperkt in het dagelijks leven door alle signalen.
- Werkdruk = door teveel werkdruk kan een persoon een burn-out krijgen, door de hoeveelheid stress die dit met zich mee brengt kan een persoon steeds moeilijker de rust vinden en een depressie oplopen.
Z
- Zelfvertrouwen = een persoon heeft vaak minder zelfvertrouwen, hierdoor is het moeilijker om de stappen te zetten naar herstel en te herstellen ervan.
- Zomer depressie = een depressie die kan opspelen wanneer personen uit de omgeving op vakantie zijn en een persoon alleen is of zich eenzaam voelt. Door het licht wat te fel is van de zon kan een persoon besluiten liever binnen te zitten in het donker. De somberheid komt elk jaar terug in de zomer.
- Zware depressie = een zware depressie is het hoogste van een depressie. Het in niet mogelijk hier alleen en zelfstandig uit te komen en heeft hulp nodig van medicatie en therapie. De signalen blijven lang aan, waardoor een persoon meer beperkt kan worden in het dagelijks leven. De kans op een sociaal isolement is groot.