De handleiding PTSS geeft u informatie over PTSS, wat de diagnose inhoud.

De handleiding PTSS geeft u informatie over PTSS, wat de diagnose inhoud, hoe het is om PTSS te hebben en hoe iemand het kan oplopen, welke gevolgen het heeft voor een persoon in het dagelijks leven. De handleiding geeft een duidelijk beeld van PTSS, de signalen en de gevolgen en het leren omgaan met de diagnose.

A

  • Aankijken = Vraag een persoon met PTSS niet in de ogen te kijken, dat is per definitie bedreigend.
  • Aanraking = Personen vinden aanraking vaak erg vervelend en er kunnen hiervan schrikken of nare gedachten krijgen. Dit heeft veelal te maken met de trauma gedachten en de gebeurtenis die het trauma heeft veroorzaakt. Voor personen voelt afstand vaak beter en veiliger dan dichtbij. Tik een persoon niet op de schouder ga eerst voor de persoon staan of in het zicht. Raak de persoon niet onverwachts aan, dan krijg de persoon angst en vanuit angst kan er vreemd worden gereageerd.
  • Accepteren = Accepteren van het aangedane trauma is voor een persoon vaak erg moeilijk. Het leren leven en het opnieuw starten met een andere ik maakt het zwaar. Voor zowel de persoon als de naasten is het belangrijk om de PTSS te accepteren, te erkennen en begrip ervoor te hebben.
  • Afzeggen = voor een persoon met PTSS is het vaak lastig om te zeggen of een afspraak kan doorgaan. De persoon weet vaak niet hoe die zich zal voelen op het moment dat de afspraak is. De persoon doet er veel aan de afspraak door te laten gaan, maar soms moet deze last minute toch afgezegd worden. Een PTSS lat zich niet plannen.
  • Alertheid bij PTSS en waakzaamheid = de persoon is zeer alert op de omgeving en hoort hierdoor vaak de kleinste geluiden. De omgeving voelt vaak als onveilig door het trauma en trauma gedachten. De persoon kan hierdoor moeilijker slapen, omdat er steeds geluiden zijn.
  • Angsten = omdat de situatie erg naar is geweest, ervaart een persoon veel angsten aan het trauma en meer door dagelijkse triggers. De angst toen de persoon een trauma opliep verdwijnt vaak niet. PTSS word gezien als een angststoornis.

B

  • Begrijpen = Zeg niet dat u de persoon begrijpt, terwijl u de persoon niet begrijpt. De persoon wilt dat het duidelijk is zodat er stappen kunnen worden gezet.
  • Benauwd = door de hoge signalen krijgt een persoon het sneller benauwd en gaat ademen door de mond. De persoon krijgt een zuurstof te kort door de stress, angst of paniek. Hierdoor kan een persoon gaan hyperventileren.
  • Beperking = Een persoon met PTSS word beperkt in het dagelijks leven door de gedachten die bezig houden en vastzittende gedachten zijn of maalgedachten. De persoon ervaart dagelijks veel stress waardoor veel activiteiten moeilijker gaan of onmogelijk worden.
  • Beschuldigingen = Beschuldig de persoon niet, dit heeft een averechts effect.
  • Beterschap = PTSS is een diagnose die nooit over gaat. Wanneer iemand zegt “beterschap” of sterkte, valt dit vaak verkeerd. Het zijn woorden die niet passend zijn bij de diagnose. De woorden kunnen een persoon triggeren en herbelevingen veroorzaken.
  • Benzodiazepine = Benzodiazepines worden afgeraden om te gebruiken voor een behandeling van PTSS door het zorginstituut. Er zijn sterke aanwijzingen dat ze de klachten van PTSS kunnen verergeren en in plaats van rustgevend juist activerend en ontremmend kunnen werken. Daarnaast geven deze middelen kans op gewenning en verslaving.

C

  • Chronisch = veel personen met een PTSS hebben chronische signalen die dagelijks aanwezig zijn. De signalen zijn minimaal 4 dagen aanwezig over een tijd van 6 maanden. Chronisch ziek zorgt ervoor dat een persoon steeds meer beperkt word.
  • Concentratie = Door een slaaptekort hebben persoon meer moeite met concentratie en geheugen, waardoor zaken sneller kunnen worden vergeten.
  • Controle = controle over buien en signalen door het leren van de code wind storm tornado en orkaan de 4 fase waarin u terecht komt. De fase hebben allemaal een eigen aanpak om meer grip te houden hierop. Door dagelijks met de code bezig te zijn kunnen signalen verminderen.

D

  • Denken = Een persoon denkt de gehele dag, vaak in trauma gedachten, het is moeilijk de gedachten aan de kant te zetten om iets te gaan doen of om de gedachten te veranderen. De gedachten kunnen 24 uur per dag bezig houden.
  • Dementie = een persoon met ptss heeft een verhoogde kans op dementie. Dit heeft te maken met vele depressies, verslavingen, chronische stress, piekeren en maalgedachten en lichamelijke klachten.
  • Depressie (ptss depressie) = Een persoon heeft vaak depressieve gevoelens door gedachten aan het trauma, door hoe het is gelopen en hoe het nu is. Door regelmatig herbelevingen en nachtmerries is een persoon meer negatief gestemd en er zijn meer negatieve gedachten. De persoon het gevoel is anders waardoor situatie vaak harder binnen komen. Voor en persoon kan bij een mcptss het uitzichtloos zijn.
  • Diagnose = De diagnose PTSS word vaak verward met psychose of met autisme (ptss autisme). De siganlen van PTSS worden vaak verward met hallucinaties of wanen.
  • Dissociatieve momenten. Dat betekent dat bepaalde gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten het bewustzijn worden geplaatst. Ze zijn tijdelijk niet ‘oproepbaar’ of vertonen minder samenhang
  • Drukte = Een persoon vermijd vak drukke plekken omdat dit meer stres geeft voor de persoon. Door drukte kan een persoon in de stress schieten of een paniek bui krijgen.
  • Duidelijkheid = Voor een persoon is duidelijkheid erg belangrijk, het geeft zekerheid. Door onduidelijkheid krijgt een persoon meer vragen, en meer last van de signalen waardoor buien kunnen ontstaan of frustratie. Het is belangrijk om het overzichtelijk te hebben, om minder stress te ervaren.

E

  • Eenzaam = een persoon met ptss is vaak eenzaam en alle omdat het dan vaak nog het beste gaat op een dag. De persoon gaat meer vermijden door nare gedachten waardoor er een grote kans is op een sociaal isolement. Wanneer er weinig begrip is voor PTSS en alles wat er mee te maken heeft lopen de contacten al snel stuk.
  • Eerlijkheid = een persoon kan niet tegen oneerlijkheid. Door eerlijkheid kan een band groeien en het contact verbeteren. Door oneerlijkheid is een persoon er gelijk klaar mee. Wanneer een persoon er achter komt kunnen buien ontstaan.
  • EMDR = is de meest voorkomende trauma therapie die word gegeven. Door middel van een vinger beweging en klikken word het beeld met actief gemaakt in het hoofd, hierdoor is het minder heftig aanwezig. Vaak helpen 1 of 2 sessie voor verlichting bij een trauma.

G

  • Gedachten stromen = de gedachten gaan snel door het hoofd als een tornado of een orkaan. Hierdoor lopen de spanningen en stress op. De gedachten zijn vaak te snel om te volgen en er een duidelijk verhaal van te maken. De gedachten stromen gaan vaak over het verhaal van het trauma.
  • Geheugen = door de vele gedachten voelt een hoofd vaak vol aan waardoor het geheugen en het opslaan in het geheugen vaak achteruit gaan. Dingen van lang geleden zijn makkelijker te onthouden als van kort geleden.
  • Geluiden = Een persoon kan minder goed tegen geluiden, vaak zijn het harde geluiden die triggeren maar het kunnen ook geluiden zijn die herhalend zijn, of zacht zijn, het heeft te maken in welke fase de persoon is. Bijvoorbeeld mcptss en klussende buren. Het geluid kan een effect hebben voor enkele dagen dat een persoon er last van heeft.
  • Gevoelsarmoede = De persoon heeft minder interesse in activiteiten, personen of gebeurtenissen. De persoon uit minder vaak zijn gevoelens of emoties alleen wanneer het hoog oploopt. De persoon heeft het gevoel er niet bij te horen als een vervreemding van de samenleving.
  • Grapjes = Maak geen grapjes over de diagnose dit valt zeer verkeerd bij de persoon. Geef de persoon niet direct adviezen, deze kunnen verkeerd vallen, de persoon leeft immers met ptss. Een persoon neemt de tekst vaak letterlijk.

H

  • Herbeleving = personen kunnen van triggers herbelevingen krijgen, filmpjes van het moment toen zo als het toen was. Vraag een persoon met PTSS altijd hoe u de persoon kan helpen en wat u kunt doen wanneer het een herbeleving heeft.
  • Herinnering = door herinnering aan het trauma, gaat een persoon meer zweten, krijgt een verhoogde hartslag, gaat trillen of kan snel gaan ademen. Wanneer er word gesproken over het trauma kan het heftige emoties oproepen of gevoelens.
  • Herstelproces = het is een lange weg om te herstellen en vaak is het niet mogelijk volledig te herstellen. Het proces van herstel bestaat uit therapie, sporten/bewegen, medicatie en een gezonde levensstijl. Vaak moet de persoon zelf leren omgaan met de hoge signalen.
  • Hier en nu = Voor een persoon die een cptss of mcptss heeft is het moeilijk om een dagelijkse goede structuur te hebben en te behouden. De persoon is meer met de trauma gedachten bezig en meer in het verleden dan in het heden. De tijd gaat vaak snel voor bij als er gedachten stromen zijn.
  • Hoofdpijn = een persoon heeft vaak dagelijks hoofdpijn aan de voorkant van het hoofd. Hoe meer stress of signalen een persoon heeft hoe meer steken in het hoofd vaak aan de zijkant van het hoofd (migraine)
  • Hooggevoelig (PTSS en hooggevoeligheid)= Een persoon met PTSS is zeer hooggevoelig voor alles wat er rondom de persoon gebeurt. Geluiden komen harder binnen. De persoon kan een gehele dag getriggerd worden. Dit heeft veel invloed op het dagelijks leven.
  • Hulpvragen = De persoon heeft veel angst door oordelen en afwijzingen, om deze reden vraag de persoon zelden hulp

I

  • Iets kwijt = Een persoon met PTSS die iets kwijt is krijgt hiervan stress bui of paniek buien. Deze kunnen snel oplopen hoe langer het duurt voor de persoon het heeft gevonden. Een persoon kan spullen op een andere plek leggen, vaak onbewust, zoals sleutels in een keukenkastje.
  • In slaap vallen of doorslapen = vaak is het probleem in slaap komen de gedachten die bezig houden en geen rust vinden, ze zijn niet stop te zetten en de persoon blijft denken waardoor er geen rust is. Het doorslapen kan een probleem zijn wanneer een persoon veel last heeft gehad van nachtmerries, de angst voor een nieuwe nachtmerrie, of van geluiden die trigger zodat de persoon niet in slaap valt of wakker maken.
  • Intelligentie = Personen met PTSS kunnen vaak de PTSS goed uitleggen en duidelijk maken bij een ander het veranderd niet de intelligentie van een persoon, het hoofd van de persoon zit vol.

J

  • Je kan er geen last meer van hebben. Het trauma is te lang geleden. Dit geeft aan dat een trauma van zelf stopt en dat de gedachten het verwerken. Aan het verwerken van een trauma zit geen tijd geboden. Het is voor elke persoon verschillend hoelang de persoon nodig heeft. Een trauma heeft de tijd nodig om van te herstellen en alleen met goede begeleiding kan een persoon ver komen.

K

  • Kinderen = kinderen met ptss hebben dezelfde signalen als volwassen, bij kinderen uit zich dit vaak in leerprestatie, hoofdpijn of buikpijn, sociale problematiek, nachtmerries en stil en teruggetrokken zijn of juist prikkelbaar en druk zijn
  • Kort lontje = Door de traumagedachten, weinig nachtrust en voldoende rust overdag heeft een persoon een kort lontje en is vaak overprikkeld. Dagelijks zijn de grenzen meerdere keren bereikt, voor een persoon is het overleven in plaats van leven.
  • Kracht = Het hebben van een PTSS is een kracht van de persoon, de persoon heeft doorzettingsvermogen nodig om de ptss de baas te blijven. De persoon overleeft dagelijks de zware buien. Voor de persoon is het belangrijk dat het erkent word.

L

  • Lezen = Door minder concentratie en vol hoofd is het moeilijk te lezen en artikelen in de krant zijn vaak te lang. Een persoon kan het lezen maar begrijpend lezen is iets anders. Het kan zijn dat het lezen alleen maar moeilijker word, waardoor een persoon vermijd te lezen. Het is belangrijk om dagelijks te blijven lezen om het op orde te houden.
  • Lotgenoten/ervaringsdeskundige = Kijk op het internet voor lotgenoten en hoe zij situatie aanpakken of voorkomen. Stel de lotgenoten vragen voor meer informatie. Lotgenoten zijn de personen uit de praktijk met vaak veel ervaring in allerlei situatie.
  • Loslaten/verwerken = Een persoon heeft vaak meer moeite met zaken of situatie verwerken of loslaten. Het kan een persoon een hele dag bezig houden. Wanneer een gebeurtenis heftig is kan het heftig in het hoofd komen en vast houden.
  • Luisteren = luister naar de persoon en toon begrip voor de situatie. Het luisteren ook bij de 100ste keer dat een persoon zijn verhaal doet is erg belangrijk. Voor een persoon komt het herhalend in het hoofd en is het belangrijk te uiten en dat andere begrip hebben voor de situatie.

M

  • Machteloos = een persoon voelt zich machteloos wanneer therapie niet geboden word. Wanneer signalen aan blijven en niet veranderen. Wanneer een persoon de gehele dag word getriggerd door de samenleving
  • Mogelijkheden = Voor een PTSS zijn vele mogelijkheden om het leven te verlichten, denk positief en in mogelijkheden wat kan. Het is geen verloren zaak. Met de juiste hulp, juiste instelling, en samen met naasten kunnen zaken worden verlicht.

N

  • Naasten = Naasten (trauma naasten) zijn erg belangrijk voor een goede ondersteuning en voor het aangaan van therapie. De naasten kunnen samen het proces door waardoor er een goede band ontstaat. Ken de gevolgen van de ptss en wat dit kan betekenen voor de persoon.
  • Nachtmerrie = Door dagelijkse nachtmerrie is er een chronisch slaap te kort. De nachtmerries zijn vaak net zo heftig als een herbeleving en een persoon kan al schreeuwend wakker worden.
  • Negatieve gedachten = een persoon heeft regelmatig herbelevingen en trauma gedachten waardoor het steeds word herinnerd aan iets naars. De persoon ziet weinig toekomst, verandering of verbetering en ervaart minder plezier. Hoe langer een PTSS aanhoud hoe meer negatieve gedachten er zijn.
  • Negatieve uitingen = een persoon kan door negatieve uitingen een verdraaid zelf beeld krijgen of het gevoel geven dat het de fout is van de persoon. Het negatief uiten geeft een verkeerd beeld van hup of vertrouwen. Bijvoorbeeld kan je dat niet zelf dan? Jij weigert alles. We weten niet wat we met je aan moeten. Voor de persoon is het een trigger die kan herinneren aan een trauma . Het geeft geen veilig gevoel of gevoel van vertrouwen.

O

  • Onbehandeld = een onbehandelde PTSS kan zorgen voor veel lichamelijke en mentale problematiek. De signalen lopen alleen maar op en het beperkt de persoon in het dagelijks leven. De persoon moet grenzen verleggen om het vol te houden. Onbehandeld komt vaak voor door verkeerde diagnose.
  • Onverwacht = Personen kunnen slecht tegen onaangekondigd bezoek, of onverwachtse dingen. Kom uw afspraken met de persoon na en wees duidelijk wat u komt doen. Onverwachts en onduidelijk zijn een trigger die kunnen zorgen voor een bui. Van een deurbel kan een persoon een bui krijgen die van 0-100 gaat in een paar seconde.
  • Opstandig = Vertel een persoon niet wat hij/zij moet doen, daar word de persoon opstandig van.
  • Over een trauma heen stappen = als het zo makkelijker was had niemand een trauma of last van PTSS, het is een vooroordeel en onbegrip voor een trauma. Over een trauma valt niet heen te stappen, het heeft de persoon beschadigd en dat heeft tijd nodig te herstellen, als het nog hersteld.
  • Overleven = door alle signalen, trauma gedachten, trigger, weinig nachtrust is de persoon steeds minder zijn eigen ik. De persoon moet overleven om alles elke dag an te kunnen.
  • Overprikkeld = Geef de ruimte als de persoon alleen wil zijn, stel dan geen vragen. De persoon komt terug en vertelt u het wel als persoon klaar is. Waarschijnlijk is de persoon overprikkeld en is het even te veel. Ga niet achter de persoon aan!

P

  • Paniek (ptss paniekstoornis) = De persoon kan veel paniek ervaren bij kleine dagelijkse dingen, door triggers, door herinneringen. De paniek zorgt voor buien, angst of stress.
  • Pijn = De pijn waarwording is anders dan die van u. Sommige hebben extreem veel pijn andere voelen zelden pijn.
  • Praten = Praat over het trauma met personen die u vertrouwd. Het is belangrijk het gevoel en de emoties te bespreken en de nare gedachten om het te kunnen verwerken en door te kunnen gaan met het leven. Door te praten verwerkt u een deel van het trauma.
  • Praten trauma = Wanneer u een persoon wilt vragen naar het trauma vraagt dan niet en wat is je trauma dan, het komt onverschillig over. Bereid een persoon voor op een gesprek over een trauma en doe dit niet midden in een gesprek. Een persoon wilt wel praten over een traumatische ervaringen maar angst is vaak overweldigend. Maak een afspraak om het te bespreken zodat de persoon niet overvallen word en dichtslaat. Door het praten over het trauma kan een persoon naar afloop nog herbelevingen of nare gedachten hebben, die enkele dagen kunnen aanhouden.
  • Prikkelbaar = personen zijn meer prikkelbaar en hebben meer stemmingswisselingen of woede uitbarstingen deze hebben te maken met het trauma, slaaptekort en minder rust kunnen vinden.
  • PTSS = een diagnose die sinds 1980 word gebruikt, er is nog niet veel onderzoek naar gedaan, het is een diagnose in de kinderschoenen. PTSS kan een persoon oplopen oorlogsgeweld, natuurramp, vliegtuigongeluk, terroristische aanslag, aanranding of verkrachting, beroving met geweld, auto ongeluk, vecht scheiding, uithuisplaatsing

R

  • Relatie = het hebben van en relatie met een persoon met PTSS is er zwaar en moeilijk omdat de persoon zo kan veranderen in boosheid of een bui. Veel relaties gaan stuk door ruzies die er ontstaan of meningsverschillen. Het is belangrijk u te verdiepen in de ptss van uw partner en wat dit voor hem/har betekend.
  • Respect = Behandel de persoon met respect, De persoon is een volwaardig, volwassen en zelfredzaam persoon
  • Rust = Een persoon heeft veel minder rust door de trauma gedachten, veel stress, slaaptekort, herbelevingen kunnen personen de rust verliezen en geen rust meer hebben op een dag zonder medicatie of verslaving.

S

  • Schokkende gebeurtenis = Niet elke gebeurtenis zorgt voor een PTSS of trauma. Het zijn zeer nare momenten voor de persoon door geweld, oorlog, misbruik. Het tast de persoon aan in zijn leven. De schokkende gebeurtenis word regelmatig afgespeeld als herinnering, herbeleving, gedachten stromen of nachtmerrie.
  • Schuldgevoel = een persoon kan zichzelf de schuld geven van het aangedane trauma. Hierdoor staat een persoon anders in het leven. Hierdoor kan een persoon anders reageren als u zou verwachten.
  • Signalen = Bij PTSS hoort stress, angst en paniek in grote getale elke dag. Het is in een bui niet mogelijk met de stress om te gaan of controle te houden. Een persoon heeft vaak veel minder rust dan iemand zonder diagnose, de batterij laat veel minder snel op of laat niet op.
  • Simpel denken (zwart/wit denken of simpel denken) = personen veranderen vaak in een makkelijker manier van denken door de vele gedachten. Door het simpel te houden zijn er simpele oplossingen mogelijk en is het makkelijker overzicht te houden over gedachten.
  • Slaaptekort = Personen slapen gemiddeld maar 4 a 5 uur per nacht of soms niet door veel piekeren, maal gedachten, moeilijker inslapen of doorslapen, of door nachtmerries. Hierdoor zijn personen overdag erg vermoeid en prikkelbaar. Personen zijn hierdoor minder vrolijk of fit of het is moeilijker activiteiten te ondernemen.
  • Somberheid = een persoon voelt zich vaak somber of bedroefd door de gedachten en het verhaal van het trauma. De persoon is meer down gestemd. Somber heeft veel te maken met de trauma gedachten, het aantal trauma’s en het omgaan met alle gedachten. Hoe meer trauma gedachten hoe meer somber een persoon is op een dag.
  • Spierpijnen = Door de grote hoeveelheid stress heeft een persoon meer last van spierpijnen waardoor de persoon minder makkelijk kan bewegen en spieren meer vast gaan zitten.
  • Steun = Vlak na de traumatische gebeurtenis is het belangrijk om rust te vinden en de gedachten meer los te laten. Het is belangrijk om steun te krijgen in de eigen vertrouwde omgeving bij mensen die dichtbij staan: familie, vrienden, collega’s. Opvang, steun en erkenning door de omgeving wordt als troostend ervaren en vermindert de kans op het ontstaan van een PTSS. Het samen dingen doen en actief betrokken zijn geef de persoon moed om door te gaan.
  • Stress = de persoon ontwikkeld chronische stress en heeft dagelijks last van hoge stress. Er zijn dagelijks buien die moeilijk onder controle te houden zijn. De stres zorgt voor lichamelijk klachten. PTSS is een stressstoornis.

T

  • Taboe = op veel onderwerpen die met PTSS te maken hebben zit een taboe, dit maakt het voor de personen extra lastig om het te bespreken. Hierdoor zijn er weinig mensen met wie het bespreekbaar is. De taboe zorgt ervoor dat een persoon meer zwijgt over het trauma in plaats van het te uiten.
  • Tegenslagen = ieder persoon heeft wel eens tegen slagen die naar zijn. Bij een trauma zijn deze tegenslagen heel naar en blijven de gedachten minimaal 3 maanden zeer aanwezig. De tegenslag van een trauma is niet te vergelijken met een tegenslag door bij niet aangenomen worden. Het trauma is een ramp voor de persoon waar de persoon veel last van heeft.
  • Trauma = een zeer nare gebeurtenis die niet is verwerkt en regelmatig terug komt af filmpje of als afbeeldingen in de gedachten.
  • Trauma gedachten = de gedachten die met het trauma te maken hebben en gelinkt zitten aan andere gedachten die er iets mee te maken hebben. De gedachten zijn vastzittende gedachten en komen te pas en te onpas opzetten.
  • Trauma therapie= kan het trauma verlichten, het ergste stuk minder hevig aanwezig laten zijn. Een PTSS gaat er vaak niet geheel van weg waardoor een persoon restverschijnselen houd, zoals hooggevoelig. Trauma therapie is belangrijk om het trauma goed te verwerken.
  • Trigger = Een persoon met ptss heeft veel soorten triggers op een dag. De trigger zijn van geluiden tot situatie, geuren tot muziek, zelf een vogel of woorden kunnen een herbeleving of trauma gedachten oproepen. Er zijn dagen dat elk ding triggert, waardoor een persoon in het toppunt staat van de signalen een gehele dag. Realiseer u dat vele dagen de hel zijn door triggers uit het verleden.

U

  • Uitnodiging = Vraag een persoon niet op drukke feesten en neem de persoon niet mee naar plaatsen met veel lawaai en of veel mensen. De persoon heeft hier veel last van en kan eer dagen gevolgen van hebben.
  • Uitputting = Na enige tijd veel stres, piekeren, nachtmerries en herbelevingen is er weinig rust. Rust zoeken is een groot probleem, waar door een persoon steeds meer uitgeput raakt en niet meer bij komt.

V

  • Valse verwachtingen = Een persoon houd er rekening mee dat u de waarheid spreekt en u woord naar komt en doet wat u zegt, wanneer dit niet het geval is, zorgt dit voor zeer nare situaties. Een persoon kan u zien als onbetrouwbaar.
  • Verjaardag = Verjaardagen zijn vaak erg moeilijk, te druk te veel vragen te veel stress. Accepteer dat het voor de persoon niet leuk is dat hij niet kan komen, forceer de persoon daarin niet. De persoon geef zelf de grenzen aan, wat haalbaar is en wat niet.
  • Verkleinen = stress aanzien als een spanningje of een stressje. Hierdoor is er een verkeerd beeld van de gevolgen van de stress die vaak te hoog is. Het is onbegrip voor de situatie.
  • Verliezen = Door PTSS verliezen personen erg veel, zoals werk, school, sociale contacten, leuke activiteiten, zelfvertrouwen/zelfbeeld, maar ook gevoel emotie gedachten zijn vaak veranderd. Een persoon veranderd vaak compleet door trauma gedachten.
  • Vermijden = Een persoon kan plaatsen of personen gaan vermijden omdat het niet veilig voelt om daar te zijn. Het geeft herinneringen of een naar gevoel en kan zorgen voor herbelevingen. Het vermijden van gesprekken over het trauma en wat er mee te maken heeft.
  • Veroordeel niet = Veroordeel een persoon niet op het niet na komen van een afspraak of om het gedrag, maar toon begrip voor de situatie waarom een persoon niet kan komen. Voor een persoon is het naar om af te moeten zeggen. Ptss heeft niet te maken met onvermogen, maar is afhankelijk van situatie, triggers, herbelevingen, trauma gedachten hoe het gaat op een dag.
  • Vertrouwen = voor een persoon is het moeilijk iemand te vertrouwen door het trauma. De persoon heeft geen goed gevoel bij het contact en voelt zich niet veilig. Bij personen met ptss kan het zijn dat een ander begint bij 0% en zich zelf moet bewijzen dat hij/zij te vertrouwen is.
  • Verslaving = Niet alle personen met PTSS hebben een verslaving, de personen die het hebben gebruiken het vaak als een medicatie tegen de signalen om er meer balans in te krijgen. Waardoor er enigszins meer rust is. Vaak hebben de personen er een goede balans in.
  • Voeding = door de stres en signalen heeft de persoon een verminderde eetlust of gaat uit meer eten in buien. De persoon lukt het dan niet om 3x per dag te eten of een goed voedingsschema aan te houden.
  • Vol hoofd = een persoon heeft vaak een vol hoofd door de trauma gedachten, gedachten stromen, maal gedachten, piekeren, herhalende gedachten, de zorgen die een persoon maakt. Het hoofd voelt zwaar aan en er kan druk ontstaan in het hoofd.
  • Vooroordelen = “…maar je ziet er hartstikke goed uit” Voor de persoon met ptss geeft dit vaak aan dat het wel mee valt, het niet zo ernstig is, de persoon stelt zich aan. het is een vooroordeel over PTSS zoals kun je niet over je trauma’s heen stappen dan?

W

  • Wantrouwen = Praat niet achter de rug van de persoon, dan wantrouw de persoon u.
  • Wees er voor de persoon met PTSS, zorgt voor steun en veiligheid, weet dat de persoon op u kan rekenen, bagatelliseer NIETS van wat u hoort, wees geduldig en laat de persoon het verhaal vertellen, wees geïnteresseerd door het stellen van vragen.
  • Werken = een persoon heeft minder concentratie, minder energie en veel signalen, vaak een vol hoofd en moeilijker de toekomst zien, hierdoor word het lastig fulltime te werken of dagelijks te werken. De persoon moet eerst in behandeling met goed resultaat om daarna weer te kunnen gaan werken. Geen 1 dag is hetzelfde en een persoon weet vaak niet hoe het over een uur gaat.

Z

  • Zelfbeeld = het zelfbeeld van de persoon veranderd door dat er iets is aangedaan, de persoon is aangetast in zijn zijn. De persoon veranderd in zijn zijn en word zelden de oude ik. Een persoon kan ook een zeer negatief zelfbeeld krijgen van zich zelf, dat er niks goed is. Het zelfbeeld is vaak negatief door het aangedane trauma, het beeld dat de persoon heeft veranderd naar ik doe er niet toen, ik ben niet belangrijk, het mag toch worden aangedaan.
  • Zelfvertrouwen = door het aangedane trauma verminderd het zelfvertrouwen, de persoon loopt een grote deuk op in het zelfvertrouwen en het op komen voor uzelf. Een persoon moet opnieuw leren meer vertrouwen te krijgen in zich zelf en zijn eigen kunnen.
  • Zelf mee gemaakt = Andere beginnen het gesprek vaak over wat ze zelf hebben mee gemaakt en dat dit naar is en ze hierover heen zijn gekomen. Voor een PTSS is dit vaak niet het geval. Niet elk persoon is hetzelfde met verwerken de ene persoon heeft langer de tijd nodig dan een andere.